Het verlies van mijn onschuld.


Ik kan me nog goed herinneren wanneer ik de onschuld in mijn leven ben verloren. Ik was vijf jaar oud en ik werd bij ons in de buurt aangereden door een te hard rijdende auto. Ik belandde in het ziekenhuis waar ik na een week in coma te hebben gelegen, ontwaakte op een kamer waar ik een oude rochelende man naast me hoorde.

Ik zag mijn ouders aan mijn bed staan en ik had vreselijke pijn aan mijn hoofd maar ik kon niet meer praten. Ik voelde me daar toen heel eenzaam en alleen, onbegrepen en vooral onveilig. Het warme nestgevoel was als sneeuw voor de zon verdwenen. De wereld was vanaf nu geen veilige plek meer. Het feit dat ik vervolgens nog acht weken in het ziekenhuis moest blijven, verergerde dit alleen nog maar en daar kwam nog bij dat ik mijn zussen ook niet kon zien. Bezoekbeleid liet niet toe dat er kinderen bij kinderen op bezoek mogen.

Mijn ouders kwamen elke dag op bezoek bij me, zo goed als ze konden waren ze er voor me maar de dagen en vooral de nachten waren lang en akelig in het ziekenhuis. Elke dag zei ik dat ik naar huis wilde en net zo vaak kreeg ik van mijn ouders te horen dat het niet meer lang zou duren, wat niet zo was en waardoor ik afwisselde in verdriet en boosheid omdat ze me niet de waarheid vertelden.

Ik mocht gelukkig wel een week eerder naar huis als ik beloofde om thuis te revalideren maar toen ik thuis was, bleek thuis toch niet meer hetzelfde te voelen. Er was iets veranderd, ik was veranderd. De wereld was voor mij veranderd, die voelde niet meer veilig maar als een plek waar ik op mijn hoede moest zijn. Ik besefte dat mijn ouders niet perfect waren en dat de wereld ons pijn kan doen. Dat was een behoorlijke schok.

Ik had geleerd dat je sommige dingen beter niet kunt doen als je liefde wil krijgen. Met andere woorden, ik dacht dat ik de liefde van mijn ouders moest verdienen door wat ik wel of niet deed en om wie ik was. Het voelde vanaf hier dat er iets aan mij scheelde en dus moest ik iemand worden die wel liefde waard is. Het was niet meer genoeg om gewoon te Zijn maar ik vroeg me steeds af wat er van mij verwacht werd om te doen.

Zo werd mijn denken mijn eerste hulpbron waar dat eerst mijn hart was. Nu zoveel jaren verder kan ik zien en voelen wat het met me heeft gedaan. Het laat me nu zien dat ik de weg naar mijn hart terug mag en kan vinden. Dat het veilig is om te doen en dat ik geen oud overlevingsmechanisme meer nodig heb. Dat was van het kind dat ik ooit was. Als ik volwassen wil zijn, dien ik de persoonlijkheid, waarvan ik dacht die nodig te hebben, af te leggen.